De oorlog van morgen? Die begint in ons eigen hoofd.
Ik betrap mezelf erop dat ik een oorlog nog steeds associeer met grote kaarten op een wand zoals ik ook had tijdens uitzendingen. Een duidelijke kaart en opvatting over de doelen, risico's en het grote Stabilization Force.
Maar terwijl ik het nieuws lees, besef ik me steeds meer dat het strijdtoneel zich afspeelt in social media tijdlijnen, grote datacenters en logistieke knooppunten. Niet alleen “daar”, maar ook hier. In collegezalen, in raadszalen, op onze A12 en in de haven van Rotterdam.
Dat is de rode draad in het boek De Oorlog van Morgen: oorlog verandert niet alleen van vorm, hij verandert van plek. Hij schuift naar binnen. Naar de samenleving, naar de mens.
We zijn beroerde voorspellers. Talebs zwarte zwanen, Rumsfelds “unknown unknowns”.... het zijn manieren om te zeggen dat de werkelijkheid onze modellen te slim af is. We kijken te veel in de achteruitkijkspiegel. We overschatten patronen en onderschatten de bochten.
Tetlock noemt ze superforecasters: geen zieners, maar mensen die van gedachten durven veranderen. Niet omdat ze duizelen, maar omdat de feiten opschuiven. En dat is misschien wel de belangrijkste vaardigheid in deze tijd van de hybride dreiging: kunnen herijken.
Sciencefiction, schrijven de auteurs, helpt soms beter dan spreadsheets.
Het U.S. Army Training and Doctrine Command (TRADOC) heeft niet voor niets een Mad Scientist-programma. Het Defense Advanced Research Projects Agency (DARPA) investeert in hypersonische en autonome tech, kwantumfysica en zelfs geavanceerde mind-interfaces. Het is nog allemaal niet operationeel, maar wel relevant omdat verbeeldingskracht onderdeel is van voorbereiding.
Deepfakes van presidenten, trollenfabrieken, microtargeting. Tien jaar geleden had ik ze niet kunnen bedenken of in ieder geval in het rijtje “speculatief” gezet. Nu zijn ze gewoon. De les is pijnlijk: het voorspelbare deel van de toekomst is vaak het deel dat we ons best kunnen voorstellen.
De hybride strijd is geen randverschijnsel meer.
IS liet al zien hoe je terreinwinst, propaganda en online rekrutering tot één campagne smeedt. Rusland, China, Iran en Noord-Korea spelen het lange termijn spel: grey zone-operaties, proxyoorlogen, wetgeving als wapen, economische druk en beïnvloeding.
China’s “three warfares” klinken academisch, maar zijn heel praktisch: beïnvloed de publieke opinie, demoraliseer je tegenstander, buig het juridische kader in jouw voordeel. Framing is geen bijzaak; het zaait twijfel en is pure terreinwinst.
Ondertussen is technologie een enorme versneller.
Drones, AI en ruimtetechnologie. Het Pentagon droomt hardop over slagvelden vol onbemande systemen. Infrastructuur in de ruimte is daarbij van groot belang en de ruggengraat van nieuwe ontwikkelingen. Zonder satellieten ben je als natie blind en doof. En toch blijft de kern van de strijd menselijk. Laat systemen rekenen; laat mensen kiezen en verantwoorden. Machines ordenen opties. Mensen bepalen de richting.
Machines doen het rekenwerk; mensen doen het gewetenswerk.
Terugkijkend in onze geschiedenis. De Nederlandse reflex na de Koude Oorlog was begrijpelijk maar was ook riskant. We demonteerden een groot deel van onze verdediging. Dienstplicht weg, goot materiaal als tanks geminimaliseerd, infrastructuur als kazernes, oefenterreinen, munitie- en mobilisatiedepots omgebouwd. Oorlog verdween uit het dagelijks leven en dus uit het collectieve voorstellingsvermogen. Totdat Rusland in 2022 Oekraïne binnenviel en de alarmbellen afgingen.
Maar zelfs toen bleef het lastig. We praten liever over de oorlog van gisteren dan over de conflictvormen van nu. We denken aan fronten, terwijl het heden, de werkelijkheid, “onder de mensen” speelt. In steden. In wijken. In sociale netwerken.
Dat is misschien wel de meest ongemakkelijke conclusie van het boek: burgers zijn geen decor. Ze zijn doelgroep, een schakel in grotere geheel en ... als we het goed organiseren ... een schild. Oorlog onder de mensen betekent dat publieke opinie, dienstensector en logistieke infra het slagveld én een wapen zijn.
Burgers zijn niet alleen doelwit, maar ook drager of versneller van de effecten: wat we delen, kopen of doen bepaalt het verloop van een crisis.
Het schuurt op lokaal niveau.
Bij een NAVO-conflict zijn onze mainports en ons logistieke netwerk niet het achterland, maar het voorland. Het Rotterdamse havencomplex, spoor en snelwegen worden strategische objecten. Een cyberaanval op een ziekenhuis is geen bijzaak of ongelukje meer. Een desinformatiecampagne rond een wijkprotest evenmin.
Open samenlevingen zijn tegelijkertijd onze kracht als onze kwetsbaarheid. We zijn ontworpen voor debat, niet voor unanimiteit. Dat maakt ons veerkrachtig op de lange termijn en kwetsbaar op de korte. Dezelfde verbondenheid die hulp organiseert, organiseert ook ruis.
Het is niet mijn indruk dat de auteurs doemscenario’s schetsen om ons angstig te maken. Maar het ze willen ons dwingen tot de vraag: waar begint voorbereiding werkelijk?
Bewustwording en concrete actie komt volgens de auteurs veel te langzaam op gang. We starten aan de publiekskant: met tips, checklists, een noodpakket. Dat is nodig maar het is niet genoeg. Want veerkracht ontstaat niet in een folder.
Gemeenten gaan in de verbindingen met en tussen burgers een grote rol vervullen. De initiatieven zijn wisselend. Net als het tempo waarin dit plaatsvindt. Elk initiatief, beleidsvoornemen of collegebesluit zou in lijn met de weerbaarheidsopgave moeten staan.
En dan is er het klimaat.
Klimaat wordt niet gezien als een “extra hoofdstuk”, maar als een vermenigvuldiger. Extreem weer, schaarste, vaarroutes die verschuiven, macht die meebeweegt. De Noordpool als geopolitieke snijlijn klinkt abstract, tot die vaarroutes strategische en vitale 'slagaders' blijken te zijn.
Ik voel inmiddels de verleiding van de technologie als oplossing voor alles. Want, als we maar genoeg AI inzetten voor al die complexiteit, komt het wel goed. Maar helaas, het boek prikt die hoop door. Technologie is noodzakelijk, maar niet voldoende. We hebben leiderschap nodig. Politiek-bestuurlijke eendracht en communicatie die rust brengt in het rumoerige landje.
Wat betekent dat voor bestuur, voor professionals, voor ons allemaal?
Een aantal invalshoeken:
- Kijk eerst meer menselijk. Naar de wijk als een systeem voor vroegsignalering. Kijk naar taal die niet polariseert maar ordent. Naar instituties die spanning verdragen zonder reflexmatig te handelen en naar burgers als collega’s in weerbaarheid.
- Kijk dan strategisch. Formuleer waarom we inzet plegen en wanneer we dat niet doen. Noem de vitale belangen hardop. Wees eerlijk over onzekerheid. Maak ruimte voor herziening zonder gezichtsverlies.
- Kijk tenslotte technologisch. Zoek niet alleen naar “de” oplossing, maar naar redundantie. Met analoge fallbacks voor digitale afhankelijkheden. Kijk naar productiecapaciteit naast innovatiecapaciteit. En naar oefeningen die systemen breekt om ze sterker te maken.
In veel opzichten vraagt “de oorlog van morgen” om iets wat we kwijt zijn geraakt: vorming. Niet alleen aan de Defensieacademie, maar in het onderwijs in het algemeen. Dat wordt niet bedoeld om te militariseren maar wel om te emanciperen. Begrip van macht, van conflict, van misleiding. Van onze rol daarin.
Het boek is scherp over een ongemakkelijke paradox.
We willen schone, risicoloze operaties. We willen dat technologie de pijn wegneemt. Maar wie uitsluitend pijn wil vermijden, verwaarloost de voorwaarden voor vrede. Afschrikking werkt alleen als ze geloofwaardig is. Rechtsstatelijkheid werkt alleen als ze echt gedragen wordt. Veerkracht werkt alleen als ze geoefend is.
De oorlog van morgen is niet onvermijdelijk. Wat wel onvermijdelijk is: het conflict om aandacht, betekenis en het tempo. Dat moet beter. Daarin verliezen we als we te laat kaderen en te traag leren.
Ik denk terug aan die kaart op het bord in onze boogtent. Dit is nog steeds een handig hulpmiddel. Zeker als de stroom eruit ligt... Maar het is alleen niet genoeg. De onzichtbare dreiging kruipt tegenwoordig ook door onze kabelgoten, door onze nieuwsfeeds, door onze begrotingen en door onze hoofden.
Voorbereiden begint daar. In het hoofd. In de taal die we kiezen, in de scenario’s die we durven verkennen, in de instituties die we bouwen om het onvoorstelbare voorstelbaar te maken.
Harder schreeuwen is daarbij niet de oplossing maar wel door beter te luisteren. Niet de angst vergroten, maar handelingsperspectief bieden. Niet met één grote maatregel te komen, maar consequent klein doen wat werkt.
De oorlog van morgen is, in de zin van het boek, een optelsom van menselijke keuzes. Dat is beklemmend en bemoedigend tegelijk. Want als het door mensen komt, kan het door mensen worden begrensd.
Mensen. Ideeën. Machines. In die volgorde. Dat is geen slogan, maar een volgorde van verantwoordelijkheid. En die begint vandaag. Hier. Bij ons.
De Oorlog van Morgen
Martijn Kitzen en Tim Sweijs